Wet kwaliteitsborging
Naast de Omgevingswet treedt ook de Wet kwaliteitsborging (Wkb) voor het bouwen op 1 januari 2024 in werking. Daarmee verandert de manier waarop gemeenten bouwactiviteiten behandelen en toetsen.
De Wkb heeft als doel de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht te verbeteren door inschakeling van private kwaliteitsborgers. Daarnaast wordt de aansprakelijkheid van aannemers ten opzichte van particuliere en professionele opdrachtgevers uitgebreid.
Om de doelen van de Wkb te halen wordt het proces voor vergunningverlening in tweeën opgeknipt:
De ruimtelijke component (toets aan omgevingsplan, welstand en -veiligheid) blijft via de gemeente lopen.
Voor de bouwtechnische component wordt de papieren toets op het bouwplan vooraf vervangen door toetsing in de praktijk op het bouwwerk zoals dat gebouwd wordt. Een deel van de bouwwerken wordt straks vrijgesteld van bouwtechnische toetsing. Daarnaast moeten de resterende categorieën bouwwerken (stapsgewijs) voldoen aan het nieuwe stelsel. Voorafgaand aan de bouw wordt een borgingsplan gemaakt, waarin staat op welke wijze het bouwproces en de toetsing daarvan wordt doorlopen. De wet schrijft vervolgens voor hoe de kwaliteitsborger moet toetsen zodat het bouwwerk volgens de regels van het Bouwbesluit wordt gebouwd. Bij de oplevering geeft de borger een verklaring af waaruit blijkt dat ‘een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat’ dat het gerealiseerde bouwwerk aan het Bouwbesluit voldoet. Die verklaring wordt uiteindelijk aan de gemeente als het bevoegd gezag verstrekt.
De vergunninghouder wordt verplicht om een onafhankelijke kwaliteitsborger in te schakelen. Het bouw- en woningtoezicht, zoals gemeenten dat nu uitvoeren, wordt een taak van marktpartijen. Een verklaring van de kwaliteitsborger zal bij oplevering voorwaarde zijn voor ingebruikname.
Met de introductie van de kwaliteitsborger ontstaat een nieuwe taak en rol in het bouwproces. Er komt een toezichthoudende organisatie die de borger gaat controleren.
De gemeente blijft verantwoordelijk voor het toezicht op de bestaande bebouwing, de omgevingskwaliteit en de omgevingsveiligheid, en blijft het bevoegd gezag. De vergunninghouder legt inhoudelijk verantwoording af aan de gemeente. Dit doet hij of zij voor de aanvang van de bouw met een borgingsplan en achteraf bij de afronding van het bouwtraject met de verklaring van de borger. Het borgingsplan kan door de gemeente worden gebruikt om de handhavende taak van waarnemen, beoordelen en interveniëren vooraf inhoud en richting te geven. Voor de handhavende taak kan de gemeente, als zij daarvoor in specifieke gevallen aanleiding ziet, op basis van de verklaring en het bijbehorende borgingsplan, tijdens de bouw informatiemomenten en stopmomenten aan de vergunninghouder opleggen.